Waarmee kunnen wij je van dienst zijn?
Wie zoekt die vindt.
Wie zoekt die vindt.
Donderdag 10 maart jl., 18 uur ik parkeer mijn wagen in de rue de Fierlant, te Vorst. We, Agna, mijn levensgezellin, zoals dat tegenwoordig heet, en ikzelf, zullen er de nacht doorbrengen in hotel de Fierlant in Vorst. Dit is een van de 19 gemeenten van het verguisde en levensgevaarlijke Brussel.
Ik woonde van najaar 1994 tot december 2002 in Sint-Gillis, aanpalende gemeente van Vorst. We zijn in Brussel om er een optreden van Zaz bij te wonen, waarover straks meer. Eerst snel iets eten. We kozen “de Waterloo” op de Chaussée de Waterloo, in hartje Sint-Gillis op 150 meter stappen van “La barrière de Saint-Gilles”, een haast symbolische grens tussen het “boven-Brussel”, waar de beter gegoeden wonen en het “beneden-Brussel”, waar het gepeupel, zoals ikzelf, tussen Italiaanse, Spaanse, Portugese, Marokkaanse, Oost-Europese en Turkse migranten van eerste, tweede of derde generatie woonde.
Heerlijke brasserie. Eenvoudige kaart, typisch Belgisch eten, niertjes in mosterdsaus, wat Noordzeevis, een goede steak met dikke frieten, klassieke nagerechten als crème brûlée. Vriendelijke bediening. Meer dan drinkbare, ronde eenvoudige huiswijn, twee Ierse steaks, een dessert met twee gedeeld, een pichet wijn, 1/2 liter water en een kir, gaan vlot naar binnen en dit voor amper € 60.
Het gesprek met de Brusselse buurman, naar aanleiding van het gesnuffel van zijn keffer is amusant en vrolijk. Bij het opstappen vertelt hij de wijsheid van “sa chienne”: ”Elle est comme Saint-Thomas, elle ne fait que confiance, à ce qu’elle a pu vérifier.”. Filosofie, vrij onderzoek gepraktiseerd door een katholieke heilige. Gezelligheid en lekker eten op 500 m van waar ik vermoedelijk mijn kinderen verwekte, ze leerde lezen (de oudste), mijn vrouw ze zoogde en wij beiden ze koesterden. Herinneringen aan onze huurder uit Ivoorkust, aan de Algerijnse schilder, die psychisch kapot terug in Brussel kwam na een bomaanslag in Algerije, die hem het leven had kunnen kosten, ergens tussen 1995 en 1997. De armoede van mijn overbuurvrouw, werkneemster bij Actiris, die door drank aangeslagen met een zoon in de gevangenis en wanhopige dochter wel eens op de 20ste van de maand aanbelde voor wat geld om: “eten te kopen.”. Dit om de dagen te overbruggen tot ze het volgende voorschot op haar loon kreeg. De vriendelijkheid en vrolijkheid van mijn Italiaanse buren. Hun familiefeesten konden we steeds aanhoren dankzij de vele liederen, maar geen gezaag over lawaai, want in Brussel zagen we minder, dan in dat te rijke Vlaanderen.
We passeren opnieuw de barrière de Saint-Gilles, ik kijk nog even de “Porteuse d’eau” na, ze staat symbool voor de gemeente Sint-Gillis, frêle staat ze in het midden van het moordend drukke kruispunt. De dieseldampen snijden je adem af. De afgedankte Vlaamse Bedrijfswagens belanden immers in de hoofdstad, waar gebrek aan beleidsvisie en middelen, leidde tot een verkeersinfarct met moordend resultaat. 12000 doden vallen er elk jaar in België door luchtverontreiniging, 30 maal meer dan door verkeersongevallen, maar VLD en NVA weigeren de bedrijfswagen correct te fiscaliseren en saneren het openbaar vervoer dood. Ideologie gaat immers voor mensenlevens.
Niet getreurd, we betreden Vorst nationaal, dat ik veel te weinig bezocht als ik zelf in Brussel woonde. Un noir treedt op, d.w.z. “Anwar”, maar overal waar hij zijn naam uitspreekt antwoorden ze: “Un noir, ça on a vu, mais comment t’appelles-tu?” Fijne opwarmer voor Zaz. Dan komt ze, een bom energie er volgt een ode aan Parijs, vrolijke jazznummers, wisselen af met chanson, liederen over dementie en de “echte” Europese waarden. Ze is een ster, sterk geworden, omdat ze zoals ze zelf zegt, het gesubsidieerde culturele leven verliet om op de straten van Montmartre te spelen, alwaar een passant haar een platenopname aanbood. Mooie madam, ik hou van haar teksten en waar ze voor staat. Wie een kort uittreksel wil zien, moet maar even naar mijn facebook pagina surfen.
Bij het verlaten van Vorst nationaal ergernis: teveel militairen en politie met machinegeweren, zo on-zaz, zo ongewenst, zo overbodig….hopen we.
Vrijdagmorgen, we rijden terug naar Brugge. Zonnige dag, afrijden in Beernem, want Brugge is onbereikbaar met de wagen. Ik rij door de polders of de uitlopers ervan, dwars door “Le plat pays qui est le mien”. Brel speelt, zijn minder bekende nummers van een verloren gewaande CD. Heerlijk landschap, opnieuw naar de stress van een jachtige werkdag, die ik nu afsluit met dit editootje.
De polders en de zee zitten in mijn lijf, mijn West-Vlaamse accent is de enige taal, die ik als moedertaal beschouw. Brussel beheerst evenzeer mijn leven. De combinatie van menselijke kleur en variatie, levenslust, armoede, de drang om het te leven te overleven. Brussel poort tot Europa, enige stad van België!
Als de zon er schijnt, heb ik haar lief, deze vervloekte stad, als het regent, huil ik met haar mee.
Francis Moeykens, ondervoorzitter WF Brugge, 11 maart 2016.