Waarmee kunnen wij je van dienst zijn?
Wie zoekt die vindt.
Wie zoekt die vindt.
De muziek in Spanje, en in het bijzonder orgelmuziek, staat helemaal niet zo los van de uitdagingen van de Westerse muziek. Om u dat te tonen, selecteert Miguel Bernal vier belangrijke ‘mijlpalen’ uit de Spaanse orgelmuziek.
Antonio de Cabezón (1510-1566) was de meest succesvolle Spaanse organist in de 16e eeuw en het hoofd van de Iberische orgelschool. Hij stond ten dienste van keizerin Isabel (echtgenote van keizer Karel V) en koning Filips II.
Antonio verzamelde de traditie van de Vlaamse polyfonie, wel bekend aan het Spaanse hof, en ontwikkelde de kunst van het verkleinen (glosa), die het evenwicht van de renaissancekunst toont.
Antonio de Cabezón was blind; gelukkig zorgde zijn zoon Hernando na de dood van zijn vader toch nog voor de publicatie van zijn oeuvre.
Aan het begin van de 17e eeuw, wanneer de muziek de crisis van de Westerse cultuur weerspiegelt, is de Sevilliaan Francisco Correa (1585-1654) op zoek naar nieuwe manieren van expressie. Het ‘uiteenvallen’ van de renaissance canon, is de geboorte van de barok! Francisco verkent een meer vrije toepassing van dissonantie en melodische ontwikkeling.
De Valenciaanse Joan Cabanilles (1644-1712) verwierf eerst alles van de Iberische barok en zette dan een grote stap voorwaarts door zijn rijke en uitbundige muziek. Hij deelde hetzelfde doel als zijn Europese tijdgenoten (Buxtehude, Kerll, Froberger), nl. de zoektocht naar een eigen klaviertaal.
In het Rococotijdperk toont de Hyeronimit-monnik Antonio Soler (1729-1783), organist en koormeester van El Escorial (zomerresidentie van het Spaanse koninklijk hof), zijn kennis van de Galante stijl. Zijn muziek weerspiegelt de geest van de Verlichting.
Met Miguel Bernal (ES) organist van het Palacio Real Madrid en Nele Vertommen (barokhobo)