Waarmee kunnen wij je van dienst zijn?
Wie zoekt die vindt.
Wie zoekt die vindt.
18 maart 2020
Willemsfondser en auteur Jacinta De Roeck verwent ons met een kortverhaal.
Ze kwamen elkaar tegen ergens halverwege hun jeugd. Hij en zij voelden dat deze ontmoeting anders was. Para siempre. Ze gooiden elkaar prille blikken toe die vlinders baarden. In hun buiken. Zo ging dat toen. Ze schreven brieven. Vele vellen gevuld met zuinige woorden, zijn woorden. Met geurende zinnen, haar zinnen. Ongelijkheid hield hen uit elkaar. Trok een onoverkomelijke muur op. De platonische vlam mocht geen vuur worden. De tijd hielp met vergeten, of toch bijna.
Om de zoveel jaar diept ze een bundeltje op, uit haar hutkoffer. Zijn brieven, een lokje haar, zijn haar. Haar hart klopt dan een tikje sneller, haar buik vult zich met de vlinders van weleer, al begrijpt ze niet waarom. Ook hij vergeet nooit, hij is geen opgever en zal het ook nooit worden. Hij blijft haar volgen, zijn leven lang. Blijft oefenen om de vlinders in zijn buik te voeden. Anderen, heel veel anderen. 622. Maar geen enkele stilt zijn verlangen naar haar. Dan als het leven bijna voorbij is. Als er geen vlinders, geen verliefde woorden, geen geurende zinnen meer zijn, lopen ze elkaar weer tegen het lijf. Zo maar toevallig op een verloren dag. Hun versleten lijven voelen onmiddellijk dat ze elkaar nooit vergaten. Nooit verloren. Hij geeft haar een geschenk als teken van zijn liefde van toen en nu. Zijn liefde van elke seconde daar tussenin. Een heen en weer tocht op zijn rivierboot. Zij, zijn koningin, in de huwelijkskajuit. Dag na dag staan ze aan de reling. Er is veel bij te praten terwijl het landschap voorbij glijdt. Hun ogen zien weer. Hun monden spreken weer. Hun lijven voelen weer. Vooral en misschien alleen elkaar. Hun handen grijpgraag, al houden ze die nog dicht bij zichzelf. Avond na avond geeft hij haar een zoen. Daar voor die deur van haar kajuit die zich dan voor zijn ogen sluit. Onverbiddelijk. Dan komt de nacht dat de deur openblijft en hij haar volgt. Verlegen kleedt ze zich uit. Ze bloost voor haar hangende huid. Vooral ter hoogte van haar borsten en haar heupen. ‘Ik ruik naar oude vrouw.’ Zegt ze. Hij, in blijde verwachting voor zijn prestatie die zal volgen, want oefende hij niet al die jaren met al die andere vrouwen? 622 keer. Om het niet af te leren, om zich te vervolmaken. Om klaar te zijn voor haar en nu. Maar er gebeurt niets daar onder de witte lakens, ter hoogte van zijn heupen ‘Dat komt omdat ik maagd gebleven ben voor jou.’ liegt hij. Ze antwoordt met een glimlach, plagend, zijn reputatie kennende. De versierder, den vrouwenzot. Ze hoorde alle details van haar vriendinnen. Verslagen stapt hij uit bed en vertrekt met stille trom. ‘Demasiado amor es tan malo para esto como la falta de amor.’ Ze blijft achter en wacht omdat ze weet wat komen zal. Ook zij las ooit Gabriel García Márquez. Exact een uur later vliegt de deur van haar hut open, na een kordate klop. Jeugdig. Daar staat hij in volle glorie. ‘Mira!’ juicht hij en toont zijn eigenste naakte zelve. Ze schrikt aangenaam van zoveel stevige mannelijkheid.
‘Kunnen we nog eens heen en weer varen zonder medereizigers? Zonder bemanning?’ vraagt hij aan de kapitein. ‘Dat kan. Als ik het schip in quarantaine zet. Als ik de gele vlag hijs omdat er een epidemie heerst. Cholera.’ Het zij zo. De medereizigers gaan van boord. De bemanning krijgt congé voor onbepaalde tijd. De kapitein isoleert de twee besmette passagiers. Hijst de gele vlag. Keert het schip bemand met onverschrokken liefde en het late vermoeden dat het eerder het leven is dan de dood dat geen grenzen heeft.
‘En tot wanneer denk je dat wij kunnen doorgaan met dit verliefde heen en weer varen?’ Ze hebben dat antwoord al 47 jaren 10 maanden en 27 dagen en nachten klaar. ‘Ons verdere leven lang.’ ‘Toda la vida.’
Een bewerking van ‘Liefde in tijden van cholera’.
'Zonder ondergoed' is Jacinta's verhalenbundel die recent bij uitgeverij Epo is verschenen. Ze schrijft over die momenten in haar leven die indruk maakten. In 2007 studeerde ze een tijdje in Salamanca. Aangespoord door enkele vrienden schreef ze haar belevenissen neer in een blog. Nadat ze in 2009 verhuisde naar Antwerpen en in 2014 ging werken in Brussel nam ze die wekelijkse schrijfgewoonte terug op. Het waren de ‘struikelingen’ in haar leven die haar aangezet hebben om te schrijven.
Wonen in Antwerpen, werken in Brussel, pendelen met de trein tussen de twee steden en een hart dat nog te veel in haar geboortestreek Zuid-Limburg ligt, het inspireert haar tot het schrijven van korte verhalen. Ze vertelt ons over het ‘gepakt’ worden door het leven en over wat er nog in haar rugzak zit aan nostalgie en heimwee. Haar kinder- en jeugdjaren, haar leven als leerkracht, moeder en vrouw zijn nooit ver weg. Dat alles maakt van deze verhalenbundel een semi-autobiografisch boek.
De ondeugende titel Zonder ondergoed is bewust gekozen, omdat ze zichzelf in haar verhalen blootgeeft. De cover onthult de rest. Passie in al haar vormen, geuren en kleuren is nooit ver weg. De verhalen lopen over van liefde voor taal, cultuur, muziek en natuur. Ze gonzen van goesting in het leven, al lijkt dat al eens meer op ‘overleven’. Haar vertelsels hebben altijd een bodem van realiteit, van zelfkritiek. Maar ze verworden tot zoveel meer. Een zeker maatschappijkritiek, veel tristesse en een portie passie maken ze al eens herkenbaar voor de lezer.
Steun het Willemsfonds en koop 'Zonder ondergoed' bij Bookspot.