Waarmee kunnen wij je van dienst zijn?
Wie zoekt die vindt.
Wie zoekt die vindt.
8 februari 2019
Recensent Luc Tanghe velt zijn oordeel over Arjen Van Veelens debuutboek.
Op 21 oktober 2013 schrikt literatuurminnend Vlaanderen op bij het bericht van het overlijden van Thomas Blondeau. Zijn tot op dat moment bescheiden oeuvre oogt beloftevol; de diamant diende enkel nog wat geslepen te worden. En zoals vaak gebeurt na het heengaan, ebt de aandacht van deze intrigerende persoonlijkheid weg. Tot op het moment dat een (h)echte vriend Thomas een eminente hoofdrol toebedeelt in het oprecht neergepende “Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken”. Enkel de “h” laat hij weg in de naam.
Arjen Veelen, klassiek geschoold, essayist, schrijver van reisverhalen en reportages neemt in dit boek resoluut het risico om zijn vriendschap voor Tomas en het verdriet om zijn dood voor het voetlicht te brengen. Hij doet dit niet zomaar maar heeft het volle oog voor een ingenieus opgebouwd en stijlvol lyrische decor waarin hij de thematiek laat ontbolsteren. Subtiel verweeft hij zijn intieme rouwverwerking in een web van zelfonderzoek en een zoektocht naar het verre verleden. Rouwen wordt uit de te vaak voorbestemde niche gehaald.
Veelen, aanvankelijk wat rondlummelend in de VS, gaat op zoek naar de tombe van Alexander De Groote, zoekt er naar obelisken die er al lang niet meer zijn en wil er de boeken van zijn vriend en een eigen voorstudie onderbrengen in de nieuw opgerichte majestatische bibliotheek die als waardige vervanger is opgebouwd voor wat eens de grootste bibliotheek op aarde was. In die voorstudie gaat hij dieper in op de figuur van Alexander De Groote en diens drijfveren op zoek naar de totale macht.
Veelen, die zijn talent van documentaireschrijver alle eer aandoet stimuleert zodoende onze waardering en erkentelijkheid voor alles wat de klassieke oudheid ons aanbiedt. De geschiedkundige aspecten worden nauwgezet beschreven, hier en daar wordt zelfs ruimte gemaakt voor een dosis maatschappelijke kritiek (Toerisme is de bedevaart van het kapitalisme). Intrigerend zijn bovendien de foto’s die Veelen in het boek aanbrengt. Foto’s van obelisken en gebouwen, zorgvuldig geselecteerd. Daarnaast ook een foto van een volgestouwd dienblad en ook een screenshot van het overlijdensbericht van Thomas op NOS-teletekst. Dit alles zijn als messcherpe symbolen voor het geduldig geweven web van het leven van Veelen: de onderzoekende en zich documenterende journalist, de bijwijlen doelloze genieter en de pure mens, onderhevig aan uiteenlopende en heftige emoties.
De discipline die Veelen zich aanmeet in dit werk is harmonieus en in evenwicht. Rouw om en het verwerken van verdriet bij de dood van zijn beste vriend, zijn thema’s die het literair ontsporen in meligheid en sentimentaliteit volop in zich meedragen. Want het moet gezegd, het boek is enerzijds een milde ode aan een mannenvriendschap tussen twee polariserende persoonlijkheden die elkaar in Leiden ontmoeten en anderzijds een sereen neergepende ervaring van rouwverwerking. Veelen staat verdriet toe maar onderkent ook de uitdagingen en eigen groeimogelijkheden die het bruusk heengaan van een vriend betekent. Het komt zijn zelfanalyse duidelijk ten goede. Hierover schrijft de auteur:
Veelens boek categoriseren binnen de uitdijende lijst van rouwliteratuur, doet het boek en de auteur oneer aan. Als gedreven essayist, zwaar gemotiveerd door de klassieke oudheid, neemt hij ons mee naar die voorbije wereld. Het leven is eindig maar dit gegeven ontneemt ons niet de verantwoordelijkheid om oog te hebben voor de verwezenlijkingen van onze voorouders. Ook de dood van een naaste zal ons niet weerhouden. Maar het heengaan van de geliefde, de hieruit voortvloeiende eerlijke rouw eist ook zijn terechte plaats op. Daar is Veelen glansrijk in geslaagd. Het niet-exclusief focussen op het rouwproces, het leven de kans blijven geven de weg te gaan die het dient te gaan, zorgt ervoor dat het boek een eigen toonaard krijgt in de rouwliteratuur. Vertellend over zijn grote passie in zijn professionele leven, er volledig in opgaan, bewerkstelligt finaal de passende ode aan zijn overleden vriend.
De auteur weet in deze roman het menselijk verlies te sublimeren in een beklijvend proza. Bewust verliest hij ook de “h” in het personage T(h)omas, maar de roman is en blijft (h)eerlijk.